Digitaal Huis Wageningen

Voor Huda Alsaadi, die voor de start van een mbo-opleiding een bepaald taalniveau moet hebben, is het Digitaalhuis maar een van de manieren om Nederlands te leren. Maar wel een fijne manier, vindt ze. Wat werkt het beste voor haar?

Huda Alsaadi (30) wil graag naar de laboratoriumschool in Nijmegen. Voor de mbo-opleiding (voor laborant) is een B1-niveau vereist en voor hbo (laboratoriumonderzoek), B2. “Ik moet nog examen doen voor B1”, zegt ze. “Misschien kan ik dan volgend jaar naar school.”

Huda, uit Syrië, woont pas zo’n twee jaar in Wageningen en ietsje langer in Nederland. Ze heeft zo’n tien uur taalles per week. Drie dagen per week formeel onderwijs bij Toptaal in Ede (waar ze later staatsexamen voor B1 gaat doen) en één uur per week bij het Digitaalhuis. Bij Toptaal zit ze in een klas van aanvankelijk twintig en nu acht mensen. Bij het Digitaalhuis heeft ze een-op-een begeleiding.

“Dat is makkelijker dan op school”, vindt ze. Cecile, haar begeleider, kan de lesstof precies afstemmen op haar. Bovendien zitten er op school in Ede meer Syriërs. “Dan wil ik bijvoorbeeld graag naast iemand uit Afghanistan zitten zodat we niet steeds Arabisch gaan spreken.”

Mooie taal

Ze hoorde over het Digitaalhuis van de klantmanager participatiewet bij de gemeente. “En ook van een vriendin die er goede ervaringen heeft.” Ze komt er nu (september 2025) bijna een jaar en oefent met lezen, spreken en schrijven.

“Iedere taal is lastig, maar ik denk niet dat het moeilijker is dan Arabisch.” Ze vindt het Nederlands bovendien een mooie taal. “Met veel vrolijke liedjes.” Maar de uitspraak vindt ze lastig. Dat is misschien wel het moeilijkst. “Wanneer is bijvoorbeeld de zin: ‘ga jij naar school’ een vraag of niet?” Ze zegt het nog een keer: ‘ga jij naar school’ en laat nu de toonhoogte van ‘school’ oplopen.

Met Cecile – “een leuke vrouw” – praat ze over van alles. Ze maken grapjes en ze maakt ook veel fouten, maar, zegt ze, “als ik iets niet begrijp, legt ze het goed uit.“ Ze hielp ook toen Huda een probleem had met warm water in huis. “Ze belde de Woningstichting en die stuurden een monteur. Heel fijn!”

Groot dorp

Niet alleen op school en het Digitaalhuis is ze bezig met Nederlands. Ze komt wekelijks in Thuis. Op woensdagavonden is daar taalcafé. Ze vertelt verder over haar neefje, waar de VoorleesExpress regelmatig langskomt. Daar steekt zij ook veel van op.

En ze heeft een aantal maanden vrijwilligerswerk gedaan met ouderen in Pieter Pauw. “Ik spreek geen Engels, maar ik wil wel graag contact met mensen. Dan moet je wel Nederlands praten.”

Wil je een taal zoals Nederlands goed leren, dan is school alleen ook niet genoeg, denkt Huda. Zij grijpt allerlei mogelijkheden aan. “Ik leer veel van mensen”, vervolgt ze. Op verschillende manieren. Wageningen is dan een fijne plek, vindt ze. Een internationale plaats waar mensen aardig zijn en je makkelijk accepteren. “Het is net een groot dorp.”