Digitaal Huis Wageningen

Training over beter praten met anderstaligen

 

‘Da’s makkelijk praten’ heette de korte training die Ivonne de Moor op 27 maart gaf. Dat was een avond georganiseerd door de Vrijwilligerscentrale Wageningen (VCW) in de bblthk. Ze liet samen met acteur Amin Hagouchi zien waar je tegenaan kunt lopen bij de begeleiding van anderstaligen en hoe je naar een oplossing zou kunnen komen. Vaak herkenbare situaties voor de achttien cursisten.

 

Zo ervaren Ineke Jansonius, Truus Roelofs en Kees Beurmanjer soms taalproblemen in de begeleiding die zij vanuit het Digitaalhuis geven. “Vooral in het taalcafé”, zegt Jansonius. “Bij de individuele taalmaatjes gaat het meestal goed, maar in het taalcafé heb je vooraf vaak geen idee van het niveau en of je met mensen wel een gesprek kunt hebben.”

 

Alledrie hebben ze zo’n drie jaar taalhuiservaring. “Ik ben geen leraar”, zegt Beurmanjer. “Dan is het soms zoeken als mensen nauwelijks Nederlands spreken. Je kunt dan bijvoorbeeld gebruik maken van Engels, van Google Translate of van bewegingen. Maar dat lukt ook niet altijd.” Roelofs vertelt over de Somalische vrouw die ze hielp maar die analfabeet was. “Dat was echt niet eenvoudig.”

 

Uiteindelijk moet je of wil je het toch in het Nederlands zeggen. Vraag dan niet: “Ben je vrijdagochtend om 9.30 in de gelegenheid om te komen?”, maar bijvoorbeeld: “Kun je vrijdag? 9.30?” “We merkten dat we toch vaak in samengestelde zinnen praten”, zegt Jansonius. “En het is vaak niet voldoende om simpelweg van een komma een punt te maken. Vraag je je dan af wat je eigenlijk wilt zeggen en begin opnieuw.”

 

Wat hebben ze geleerd? Dat ook cultuurverschillen een rol kunnen spelen in de communicatie. “Veel mensen komen met traumatische ervaringen”, vertelt Beurmanjer. En als je te maken krijgt met een echtpaar en kinderen kan het lastig zijn tot wie je je moet wenden en hoe je dat doet. “Dat liet de acteur goed zien”, zegt Jansonius. “Dan zei hij: dat werkt niet in mijn cultuur.”

 

Wat werkt wel? Allereerst: herkennen van dit soort situaties en begrijpen waar het vandaan komt. En niet te snel oordelen en oppassen met vooroordelen. Zo dacht Beurmanjer aanvankelijk dat een Afghaanse vrouw misschien geen begeleiding van hem zou willen. “Dat bleek geen punt.”

 

Andere tips: bewaar de rust, neem de tijd en gebruik pauzes tussen de zinnen. Pas je taal aan, maar gebruik geen kindertaal. Voer wel een gesprek in plaats van een monoloog. Niet: Zou je dit weekend mee uit willen gaan? Maar: Ga je mee uit? Dit weekend? En liefst actieve zinnen in tegenwoordige tijd. “Ik fiets straks naar de markt.” Check ook of een ander je begrijpt. Blijf niet zenden, maar geef de ander ruimte om te reageren. En vraag die eventueel te herhalen: wat is nu de afspraak?

 

“Open vragen stellen” zegt Jansonius. “Dat vond ik ook een goede tip. Zodat een cursist niet wegkomt met een simpel ja of nee, maar dat je deze uitnodigt om echt te praten.” Daar gaat het in het Digitaalhuis uiteindelijk om. Praten, of op z’n minst: makkelijk praten.

 

Tekst en foto (portretten): Ton van den Born

Foto van de groep: Astrid Zeilstra